Bij fase 1 bestaat het grasland uit verschillende kleuren groen afkomstig van verschillende grassoorten. Kruiden komen maar beperkt voor in haarden. Elke haard bestaat meestal maar uit 1 soort. Het dominante gras (> 25%) is vaak Ruw beemdgras. Maar ook andere algemene grassen kunnen domineren. Door 2 keer per jaar te hooien vorm je het grasland om van fase 1 naar fase 3. Bij goed maaibeheer slaag je zo fase 2 over. De 1ste keer maai je eind mei, de 2de keer eind september. Op zandigere gronden zal je na 3 tot 5 jaar in fase 3 zijn. Op kleigronden kan dit 4 tot 6 jaar duren of langer.
Lees meerBij fase 3 heb je een fijne mozaïek van grassen en kruiden over heel het perceel. De meeste soorten komen niet meer voor in haarden maar zijn homogeen over het perceel verdeeld. De forse grassoorten van fase 2,1 en 0 kunnen hier en daar nog aanwezig zijn, maar zijn niet meer dominant. Er komen nu grassen in die minder fors zijn zoals reukgras, roodzwenkgras en gewoon struisgras. Naast de algemene kruiden van vorige fases (scherpe boterbloem, veldzuring, gewone hoornbloem) komen er nu ook kruiden voor die typisch zijn voor de vochttoestand.
Lees meerZoals bij fase 3 is er bij fase 4 een fijne mozaïek van kruiden en grassen. Er zijn nu ook al diverse schijngrassen aanwezig. De meeste soorten die nu voorkomen zijn typisch voor de vochttoestand en de grondsoort. Het grasland maakt een kleurrijke indruk door de verschillende kruiden, die over heel het perceel aanwezig zijn. Het verschil met fase 3 is een groter aantal typische soorten en een bontere indruk. Het beheer kan bestaan uit 2 keer per jaar maaien, of maaien en nabegrazing of alleen begrazing. Het doel is fase 4 in stand te houden. Wanneer je verder wenst te verschralen, omdat je mogelijkheden ziet voor schraalland (fase 5), moet je 2 keer per jaar maaien.
Lees meerFase 0 is te herkennen aan een uniforme glanzende groene kleur over heel het perceel. Engels raaigras neemt meer dan 50% van de grasmat in. De weinige kruiden komen voor op kleine open plekken en het zijn zeer algemene soorten zoals Straatgras en Vogelmuur. Haarden of "eilanden" van kruiden ontbreken. Door 2 tot 3 keer per jaar te hooien en niet meer te bemesten gaan we van fase 0 naar fase 1. Mei en september zijn de tijdstippen als men 2 keer maait. Mei, juli en begin oktober als men drie maal maait. Bij goed beheer zal de dominantie van Engels raaigras verdwijnen, Ruw beemdgras wordt dan dominant. Eens in fase 1 verschijnen andere grassoorten en mogelijks ook kruiden die voorkomen in haarden.
Lees meerSchraallanden zijn graslanden met een zeer lage productie (minder dan 5 ton droge stof per ha). Je kan ze herkennen aan hun ijle begroeiing waarbij er vaak niet zoveel gras meer aanwezig is. Wel zijn er meestal veel schijngrassen zoals zeggen en russen. Deze kunnen het grasland een geel-, grijs-, blauwgroen kleur geven. De graslanden kunnen ook bont gekleurd zijn maar soms zijn ze ook wel minder kleurrijk dan fase 4 graslanden. Er zijn vaak vele plantensoorten aanwezig en de aanwezige soorten zijn meestal zeldzaam. Bij zeer droge, humusarme schraallanden is het aantal soorten lager.
Lees meer: rand() expects parameter 2 to be integer, float given in C:\_websites\fotoCarrousel\module\Carrousel\view\layout\fullscreen.phtml on line 383